Met enkele kookvriendinnen gingen we Japans koken en kochten daarvoor de ingrediënten in een Aziatische winkel. We dachten Japanse look gekocht te hebben maar het was Kangkung. Gelukkig kun je tegenwoordig alles snel opzoeken met afbeelding en al. Het bleek waterspinazie te zijn of waterwinde, een plant met lange dunne stengels en bladeren die groeit in een vochtige omgeving. Een Chinese variatie heet Ong choy. Even kijken wat ik zoal in huis heb en koken maar.

Bereidingswijze

1. Rooster het sesamzaad in een droge koekenpan lichtbruin. Laat afkoelen op keukenpapier.
2. Pel en snipper de u, de knoflook en de gemberwortel. Snijd de peper, zonder de zaadjes, fijn.
3. Was de bos kangkung. Snijd de bladeren los van de stelen. Snijd van de onderkant van de stelen een klein stukje af, snijd de rest van de stelen in stukjes van 3-4 cm. Snijd de bladeren ook in stukken maar houd ze apart.
4. Verhit de olie in een wok en fruit hierin de ui, de peper, de gember en de knoflook 2-3 minuten op laag vuur. Voeg de kangkunstelen toe en roerbak 3-4 minuten tot ze beetgaar zijn. Roer er de oestersaus door. Roer in een kopje de maïzena glad met 3-4 eetlepels water en voeg toe aan de wok. Roer er nu de kangkungblaadjes door en laat snel slinken. Breng het gerecht met zout en peper op smaak. Bestrooi met sesamzaad en serveer met rijst en bijvoorbeeld garnalencurry of (zoetzure) kip.