“Kindertjes komen uit de kool”, zeiden vaders en moeders vroeger als hun kinderen begonnen te vragen waar de baby’s vandaan kwamen. Het Meertens Instituut, dat onderzoek doet naar de Nederlandse taal en cultuur, ging de oorsprong van dit bakerpraatje na. De uitdrukking stamt vermoedelijk uit de Middeleeuwen en bleef in gebruik tot na de Tweede Wereldoorlog. Toen verdrong de ooievaar, die sjiek kwam thuisbezorgen, de groente van het toneel.
Ouders wilden hun kinderen laten geloven dat ze in een kolenveld hadden rondgestruind en daar een baby hadden gekozen uit de vele honderden die tussen de bladeren van de kolen – om het even welke soort – lagen te wachten om opgepakt te worden. Kool werd gegeten door rijk en arm, zodat elk gezin toegang had tot de babybron.
Het fabeltje is niet typisch Nederlands. Het komt in heel West-Europa en ook in Amerika voor. Misschien is het uit Frankrijk komen overwaaien.
Het koolverhaal duikt overal op. In oude versies van het sprookje Klein Duimpje werd het joch door zijn ouders gevonden in een kool, zoals een prent uit 1800 laat zien. Een bekend Spaans gerecht heet Niños envueltos en repollo, wat ‘kinderen gewikkeld in kool’ betekent. Het gaat om gevulde rolletjes van koolblad. In de jaren tachtig van de vorige eeuw waren Cabbage Patch Dolls, speelgoedpoppen die uit een kool komen, een rage in Amerika.
In volkswijsheden werden aan kool nog andere eigenschappen toegedicht. Meisjes en bleke jongens kwamen uit witte en roodharigen en jongens met een gezonde huidskleur uit rode kool.
Zo zie je maar: kool moet gewaardeerd worden. Kool is het sop wél waard. Kindertjes uit kool groeien als kool, en dat is geen apekool.
Annelène van Eijndhoven
Met dank aan Olga Leonhard, Meertens Instituut.