In mijn straat woont een krasse man. Kaarsrecht loopt hij, altijd keurig in het pak. Het goudkleurige bordje naast zijn deur vermeldt zijn beroep. Mijn straatgenoot is harpist, de grand sinjeur van harp spelend Nederland. Ik leerde hem beter kennen toen zijn partner plotseling overleed. Die had altijd voor de gezelligheid gezorgd; hij deed de boodschappen en kookte met plezier.
Daar stond onze dierbare harpist. Geen benul hoe hij moest koken. Zelfs nog nooit boodschappen in een supermarkt gedaan. Hij kon zonder bezwaar buiten de keuken blijven omdat zijn partner hem graag verwende. Maar ook was hij bang zijn kostbare vingers te branden aan het vervaarlijk ogende keukenwerk.
Hij accepteerde gretig mijn voorstel hem culinair bij te spijkeren. Ik kwam niet aanzetten met recepten maar vroeg hem waar hij trek in had. We gingen een paar keer per maand samen winkelen; hij leerde in welke schappen hij moest zoeken. En daarna samen koken en samen het keukenhandwerk doen. In het begin deed hij nog handschoenen aan als hij een ui of een teen knoflook moest snipperen, maar hij leerde al snel om te koken zonder vrees voor beschadiging van zijn handen.
Steeds gaf ik hem een paar dagen later het recept van wat wij hadden bedacht en uitgevoerd. Hij ging er zelf mee aan de slag en nodigde vrienden uit om te komen eten. Hij bloeide op. Maar het allerliefst kwam hij bij mij langs om te zien wat de pot schafte (voor hem altijd iets speciaals natuurlijk). Het coronavirus heeft onze gewoonten verstoord, maar we gaan op nieuwe manier door. Ik breng hem zijn diner thuis. Wij maken veilige bochten om elkaar heen, maar het voelt goed – daar hadden we geen virus voor nodig.
Annelène van Eijndhoven
Photo by Jules D. on Unsplash