De “fire pit” die we hebben gemaakt, aan de kant met het mooiste uitzicht, bij Harmangouty, ons huis in de Franse Vogezen is fantastisch. Daarmee is weer één van mijn dromen uitgekomen. De oude vuurplaats onder een afdakje aan de voorkant, kan ik bij minder weer ook blijven gebruiken. Maar die is kleiner en je kunt er niet zo makkelijk omheen zitten als bij de nieuwe. Ter inspiratie heb ik op Pinterest gezocht en veel voorbeelden gevonden. Uitgangspunt was dat het met stenen uit het bos gemaakt moest worden en dat de cirkel zo groot moest zijn dat ons spit er met een heel speenvarken of lam tussen moest passen. (Mijn spit is 20 jaar geleden door een smid in de Betuwe bij Geldermalsen gesmeed en kan op verschillende hoogten worden geplaatst. Simpel en praktisch!)
Pekelen ca. 3 uur; voorbereiding ca. 15 minuten; roosteren 1½-2 uur.
Bereidingswijze
- Pekelbad: meng voor het pekelbad (flink grote schaal of brandschone emmer) zoveel water met zout dat een aardappel net blijft drijven. Het moet genoeg zijn om het vlees volledig onder te dompelen.
- Pekelen: leg de bouten in het bad en pekel ze ongeveer 3 uur (korter kan, maar niet langer want dan kan het te zout worden).
- Kruiden: pel de knoflook en snijd de tenen elk in de lengte in vieren. Trek de naalden van de rozemarijntak en verdeel de tijm in 16 stukjes. Prik na het bad met een smal, scherp, puntig mesje 16 diepe gaatjes op wat afstand van elkaar, in het vlees en vul ze elk met lange dikke reepjes knoflook, een paar rozemarijn naalden en wat tijm. De bouten kunnen nu in de koelkast worden bewaard en een half uur voordat ze geroosterd worden uit de koelkast gehaald, of direct aan het spit worden geregen.
- Vuur: maak in een “fire pit” een groot vuur. Steek dat ruim op tijd aan om het echt heel heet en gloeiend te laten worden, met zo min mogelijk vlammen. Tijdens het roosteren moet ook telkens extra hout aan de zijkant in het vuur aangeschoven worden om het vuur gaande te houden. Zo hou je constant gloeiende as onder het spit.
- Roosteren: Plaats het spit eerst laag boven het vuur, draai het spit een minuut of 20 langzaam rond. Plaats het spit dan een stuk hoger. Zet het spit vast en draai het om de 10 minuten een stukje verder. Speel een beetje met de temperatuur door het spit hoger en lager te zetten. Na zo’n 1½-2 uur roosteren is de lamsbout klaar. Prik diep in het vlees. Komt er rood vocht uit dan is het vlees nog heel rood van binnen (moet je van houden), roze vocht (rosé) (vind ik perfect) en helder vocht is eigenlijk te ver maar voor sommigen juist goed. Je kunt ook met een vleesthermometer de kerntemperatuur meten. Voor rood moet die 50-55°C zijn, voor rosé 58-62°C en gaar 68-70°C. Laat de lamsbout na het roosteren 15 minuten afgedekt met aluminiumfolie en een schone doek “rusten” en snijd er dan plakken van.