Allereerst Gerrit Valk’s Bakkerij- en IJsmuseum in Hellendoorn. Kinderen kunnen er leren hoe ze ijs moeten maken. Er staan grote apparaten uit het industriële verleden, zoals een deegkneder, klutsmachine, amandelpel- en amandelwrijfmachine.
Ook het Zoutmuseum in Delden, met zijn fraaie collectie zoutvaatjes, trok mijn aandacht. Toen in de Eerste Wereldoorlog de import van zout stagneerde, besloot men in Twente om zout grondwater op te pompen. Algauw vond het daaruit gewonnen keukenzout zijn weg door heel Nederland. De ‘zo’ van het huidige Akzo staat nog steeds voor de zoutwinningsindustrie die rond Boekelo en Delden ontstond.
Zelf toog ik naar het Bolletjemuseum in Almelo. Het museum was nog in lockdown, maar gelukkig was de aanpalende Bolletjeswinkel, annex koffieschenkerij, wel open. Daar weten ze alles over het museum te vertellen.
Bolletje begon in 1867 als een banketbakkerij. Geleidelijk aan specialiseerde het bedrijf zich in het bakken van bros eierbeschuit. Dat raakte zo’n anderhalve eeuw geleden in de mode toen bakkers het stevige scheepsbeschuit uit de Gouden Eeuw verfijnden door er ei en suiker aan toe te voegen. Bakkersfamilie Ter Beek kneedde het deeg tot beschuitbollen waaruit twee beschuiten werden gevormd. ‘Bolletje’ werd de merknaam toen de familienaam van de bakkers te saai werd bevonden. Blikken beschuit werden met bakfietsen naar de klanten gebracht, tot in Deventer aan toe.
De Bolletjeswinkel biedt een mooi beeld van het pand waar het ooit allemaal mee begon. Je kunt er beschuit kopen en andere producten van de bakkerij, zoals krentenwegge, roggebrood, ontbijtkoek en knäckebröd. De bakkerij serveert die producten als zoete en hartige lunches en als onderdeel van een Engelse ‘high tea’ in de koffieschenkerij.
‘Bolletje’ is voor mij jeugdsentiment. De Twentse bakkers veroverden de Nederlandse markt met de reclamehit “Ik wil Bolletje”, een slogan die blijft hangen.
Nog steeds eet ik graag beschuit. Met kaas of lekkere Hollandse aardbeien mmm….