De wetenschapsredactie van de NRC trok mijn aandacht met de krantenkop: “Oude poep + recept = nieuw gerecht”. Er zijn archeologen, zoals Merit Hondelink van de Rijksuniversiteit Groningen, die afgravingen afspeuren naar resten van poep. Hebben ze niet wat beters te doen, zult u zeggen. Maar dat is een schromelijke onderwaardering van menselijke uitwerpselen.
Merit treft in blootgelegde beerputten stokoude poep aan, die overigens niet stinkt maar geurt naar vochtig bos. Daaruit leidt ze af wat onze voorouders zoal aten eeuwen geleden. Kom je nu in een supermarkt voor de feestdagen, dan word je verrast door het brede aanbod aan producten. Maar onze voorouders aten ook gevarieerd. Veel groenten en fruit, wat wij weer moeten leren: kool en andere bladgroenten; peulvruchten, peen, pastinaak en paardenbloem; mispel en moerbei; kersen en pruimen. Eeuwen geleden exporteerde Zuid-Europa al gedroogd fruit naar onze streken, inclusief specerijen – al voordat we op Indië voeren.
Poep kijken is puzzelen voor gevorderden, aldus de NRC. Wat verbouwden we precies? Waarom maalden we dit wel en dat niet? Dit historisch prikken in poep nodigt ook uit tot het opnieuw tot leven wekken van oude recepten. Een herbeleving van de dis van onze voorouders.
Historische kookboeken zijn in. Ik lees ze met plezier. Onderzoekster Merit pakte het moderner aan. Ze werkt mee aan een podcast, die de www.podgront.nl heet. De drijvende kracht achter de podcast is Amanda Brouwers. Ga eens langs op de site en laat oeroude recepten over je scherm rollen: bitterskoekjes vlaade, duyve-pottage, marchepeijn, brood podding, toerte van queden (kweeperen), broodwafels, krieckemoes en toert van campernoellien (paddestoelen). En broeder: rozijnenbrood, in Sri Lanka nog steeds te koop als burudella. Mijn favoriete broeder is jan-in-de-zak.