Al eerder schreef ik hier over het internationale project van de ‘Culinary backstreets’. Een tak daarvan zit in New York, in Queens. Dit stadsdeel is een mengelmoes van mensen en culturen. Er worden wel 150 talen gesproken. Of 160, als je talen meetelt die in het land van oorsprong dood zijn maar hier nog leven.
Corona belette mij de afgelopen jaren om naar New York te gaan, maar onlangs was het eindelijk zo ver. Ik meldde mij aan bij een van de Queens-wandelingen, die treffend genoeg op het Coronaplein begon. Met een groepje van vier, onder leiding van gids Sierra, zwierven we zes uur rond in de bonte buurten rond het plein. De wandeling is goed te doen, want het lopen wordt onderbroken door bezoekjes aan restaurants, snackbars en winkels. Om de haverklap kocht Sierra een snack, een sandwich of een taartpunt. Met een grote schaar knipte ze die in vieren. Kleine, heerlijke hapjes.
Het was een feest. We begonnen bij een Mexicaanse bakkerij, met de fraaiste uitstalling van taarten die ik ooit heb gezien. De mooiste was bedoeld voor meisjes die 15 worden en daarmee de drempel van volwassenheid passeren. Ook lag er al versierd brood voor Allerzielen, als Mexicanen op de begraafplaats feestelijk hun overleden dierbaren gedenken. Van Mexico ging het naar Ecuador. Slager Ishmael snijdt stukken vlees volgens het patroon dat in zijn geboorteland gebruikelijk is. Maar hij voelt zich betrokken bij de hele buurt en hakt het vlees ook in moten volgens gebruik in andere Latijns-Amerikaanse landen. Het gaat in Queens niet alleen om eten. Belangrijker nog is de gemeenschapszin. We liepen door naar weer een bakker. Vlak na de Tweede Wereldoorlog trokken veel Italianen naar Zuid-Amerika, niet alleen vluchtende fascisten. Ook partizanen – vooral communisten en anarchisten – zochten er hun heil. Er verrezen Italiaanse bakkerijen in Uruguay en omringende landen. Op zondagochtend waren ze open om na de mis de kerkgangers te trakteren op gebak. De Uruguese bakkerij waar we binnenstapten, dreef de spot met de religieuze en politieke machthebbers. Het gebak draagt er nog steeds namen als ‘kanonskogel’. De vrome menigte blijft toestromen. Want lekker is het.
Ik sla een paar stappen over en spring naar het volgende continent: Azië. Eerste stop was een wagentje met eten uit Bangladesh. Sierra kocht voor ons fuska (ook wel anders gespeld). Een soort uitgeholde oliebol gevuld met een smeuïg mengsel van kikkererwt en aardappel, ui, chilipeper en koriander, met daaroverheen een lepel tamarindesap. Als ik met oudjaar iets anders wil dan onze oliebol, dan ga ik voor fuska.
Een Nepalees presenteerde momo, een populaire snack uit de Himalaya. Een soort dim sum, gevulde deegzakjes in bouillon. De volgende halte was Okinawa, een Japanse eilandengroep in de Chinese Zee. Hier wemelt het van de honderdjarigen. En waarom worden de Okinawezen zo oud? Het geheim zit in een bijzondere groente, aldus Sierra, en ze pakte uit een kraam een groene staaf die het midden hield tussen een komkommer en een cactus. Om ons heen dromde een kring van tandeloze Okinaweze mannen die enthousiast kraaiend het gelijk van onze gids bevestigden. Bij ons heet die groente sopropo of bittermeloen. Te krijgen in winkels met een Surinaams assortiment.
Sluitstuk was een Japanse sterrenkok die besloot in Queens sandwiches te gaan maken in Japanse stijl. Om in de lunchbox te stoppen van kleurrijke kinderen uit de arme wijk.
Gemeenschapszin; daar gaat het om.
Mocht je nieuwsgierig zijn geworden, neem een kijkje via onderstaande link.
https://culinarybackstreets.com/category/cities-category/queens/